Verlangen in tijden van Stilte

Verlangen in Tijden van Stilte
Er is een verlangen dat zich niet laat vangen in woorden.
Noem het geen verslaving, geen romantisch beeld — het is eerder iets verhangen.
Opgehangen aan de tijd.
Tijd die tikt tussen twee berichten, twee stemmen, twee blikken.
Als ik eerlijk moet zijn:
liefde meet je niet in cadeaus, beloften of grote daden.
Je meet het in tijd.
De tijd die je maakt, de tijd die je geeft,
maar ook de tijd die je laat passeren —
opdat de ander niet hoeft te zeggen:
“Je wilt altijd bij me zijn.”
Want wat betekent nabijheid,
als het geen ruimte laat om te verlangen?
Er is een soort troost in de afstand.
Niet als afwijzing, maar als bevestiging.
Dat liefde niet geketend hoeft te zijn aan voortdurend contact,
maar gedragen kan worden door vertrouwen,
door herinnering.
Het Verleden: Wat Geweest Is, en Wat Blijft
Er is geen ander verleden dan dat wat geweest is.
En zelfs dat — is al een reconstructie,
een gedachte die telkens opnieuw vorm krijgt
in onze herinnering.
Zonder mensen zou er geen verleden zijn.
Geen wetten, geen haat,
omdat er niemand is om zich iets te herinneren.
En zonder herinnering:
geen spijt, geen eer, geen geschiedenis.
Wat geweest is, leeft slechts voort
in hoofden die terug durven kijken.
Het verleden laat geen sporen na
voor wie het niet wil zien.
Maar voor wie het wél draagt,
is herinneren een wonder.
Het vermogen om te weten dat je geleefd hebt,
dat je liefhad, dat je verloor.
Dat je iemand miste —
en daar nog steeds een vorm van nabijheid in vindt.
We leven tussen wat was en wat nog moet komen.
In dat tussengebied ligt ons verlangen.
Niet als last,
maar als bewijs dat we bestaan.